Gesprongen wordt er over een grote schans, waar water over gepompt wordt, om hem glad te houden. De springer staat op twee springski’s. Deze zijn iets langer en een stuk breder dan gewone ski’s.
De schans is instelbaar 1,40 tot 1,80 hoog en ligt naast de baan. De skiër hangt eerst recht achter de baan en maakt vervolgens een slalomzwaai van helemaal rechts naar helemaal links. Op topsnelheid katapulteert hij zich over de schans. Zo kunnen afstanden gesprongen worden van 40 tot 50 meter. Vallen is dan niet fijn….. Degene die het verste springt heeft gewonnen. Springen vereist naast oefening vooral timing en moed